- Aanpassing verrekening dividendbelasting met de vennootschapsbelasting;
- Verrekening voorheffingen binnen de fiscale eenheid;
- Maatregel belastingplicht omgekeerde hybride lichamen;
- WBSO; en
- Overige take-aways.
Aanpassing verrekening dividendbelasting met de vennootschapsbelasting
De in Nederland verschuldigde dividendbelasting (alsmede de kansspelbelasting) kan door zowel binnenlands belastingplichtige lichamen als buitenlandse aandeelhouders worden verrekend met de verschuldigde Vpb (voor buitenlandse aandeelhouders is dit afhankelijk van de lokale wetgeving). In het geval een binnenlands belastingplichtig lichaam een verlies lijdt is geen Vpb verschuldigd, terwijl de betaalde dividendbelasting wel volledig teruggevraagd kan worden. Voor buitenlandse aandeelhouders bestaat deze mogelijkheid echter niet. Naar aanleiding van het Sofina-arrest (HvJ EU C-575/17) van het Europese Hof van Justitie stelt het kabinet in het Belastingplan 2022 een wijziging voor. In het Sofina-arrest is namelijk geoordeeld dat regels vergelijkbaar met de Nederlandse regelgeving zoals hiervoor omschreven in strijd zijn met het EU-recht, vanwege het feit dat buitenlandse aandeelhouders ongunstiger worden behandeld dan binnenlands belastingplichtige lichamen. Deze wijziging moet het Nederlandse verrekensysteem dus in overeenstemming brengen met het hiervoor genoemde Sofina-arrest. Op deze manier wordt voorkomen dat geen negatieve budgettaire gevolgen plaats zullen vinden als gevolg van het oordeel in het Sofina-arrest. Simpel gezegd worden per deze wetswijziging binnenlands belastingplichtige lichamen dus op eenzelfde wijze behandeld (en niet gunstiger) als buitenlandse aandeelhouders.
Met de wijziging (van het voorgestelde artikel 25a, derde lid, wet Vpb 1969) wordt beoogd dat een onderneming geen dividendbelasting kan verrekenen (i) in een jaar waarin zij verlies lijdt of (ii) in een jaar waarin zij wel Vpb moet betalen, maar dit bedrag (vóór verrekening van voorheffingen) minder is dan het bedrag aan te verrekenen dividendbelasting. De dividendbelasting die niet verrekend kan worden in een jaar kan worden doorgeschoven naar toekomstige jaren waarin wel (voldoende) Vpb verschuldigd is om te verrekenen. De termijn hiervoor is onbeperkt, maar vereist wel een beschikking (afgegeven door de inspecteur) met het vastgestelde bedrag.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat deze voorgestelde regeling voornamelijk betrekking heeft op zogeheten ‘portfolioaandeelhouders’, d.w.z. vennootschapsbelastingplichtigen die een afzonderlijke positie aandelen houdt die minder is dan 5% van het aandelenkapitaal van een lichaam (hetgeen vaker voorkomt bij verzekeraars/institutionele beleggers). Vennootschapsbelastingplichtigen die geen portfolio-aandelen in bezit hebben zullen doorgaans niet met deze voorgestelde wijziging in aanraking komen.
Verrekening voorheffingen binnen de fiscale eenheid
In lijn met de hierboven toegelichte wijziging in de verrekeningsregels voor de dividend- en kansspelbelasting, is artikel 15ak wet Vpb 1969 voorgesteld. Dit artikel bepaalt hoe bij voeging in een fiscale eenheid dient te worden omgegaan met het verrekenen van voorheffingen die zijn geheven vóór het voegingstijdstip. Reden hiervoor is dat hiermee wordt voorkomen dat maatschappijen die deel gaan uitmaken van een fiscale eenheid ruimere mogelijkheden hebben voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen. Op grond van het eerste lid van het voorgestelde artikel 15ak wet Vpb 1969 kunnen de voorvoegingsvoorheffingen worden verrekend met de aanslag van de moedermaatschappij van de fiscale eenheid indien:
- De gevoegde maatschappij over een bedrag aan resterende voorvoegingsvoorheffingen beschikt;
- Bij de fiscale eenheid de ruimte bestaat voor verrekening van de voorheffingen; en
- Hiervoor bij de gevoegde maatschappij ruimte zou bestaan indien zij geen deel zou hebben uitgemaakt van de fiscale eenheid.
Maatregel belastingplicht omgekeerde hybride lichamen
Deze maatregel heeft betrekking op omgekeerde hybride lichamen. Dit betreffen samenwerkingsverbanden die als transparante lichamen (niet-zelfstandig belastingplichtig) worden aangemerkt door de staat van oprichting of vestiging en als niet-transparant (zelfstandig belastingplichtig) door de staat waar de participanten van dat samenwerkingsverband gevestigd zijn. Hier treedt een zogenoemde ‘mismatch’ op (ook wel een omgekeerd hybride lichaam/reverse hybrid).
Door middel van de voorgestelde wijzigingen in de Vpb wordt een samenwerkingsverband, welke is aangegaan naar Nederlands recht of gevestigd is in Nederland, binnenlands belastingplichtig in Nederland. Meer specifiek zal een omgekeerd hybride lichaam belasting- en inhoudingsplichtig worden als 50% of meer van de stemrechten, kapitaalbelangen of winstrechten in het samenwerkingsverband direct of indirect worden gehouden door gelieerde participanten die zijn gevestigd in een staat die het samenwerkingsverband kwalificeert als fiscaal niet-transparant. Hierdoor wordt voorkomen dat bepaalde winsten van omgekeerde hybride lichamen onbelast blijven. Indien de winst rechtstreeks toekomt aan de participanten, gevestigd in de staat waar dat lichaam als transparant wordt aangemerkt (waardoor de winst bij die participanten in de belastingheffing wordt betrokken), voorziet Nederland – onder voorwaarden – in een aftrekmogelijkheid, waardoor dat deel van de winst van het omgekeerde hybride lichaam effectief niet wordt belast in Nederland. Voorwaarde voor deze aftrek is dat het gedeelte van de winst daadwerkelijk bij de participanten wordt belast.
In aanvulling hierop wordt een voorstel gedaan voor uitbreiding van de reeds geïmplementeerde hybridemismatchmaatregelen. Momenteel zijn deze maatregelen alleen van toepassing indien de hybridemismatch ontstaat tussen de belastingplichtige en een gelieerd lichaam. De uitbreiding van het begrip ‘gelieerdheid’ zou ervoor zorgen dat dit ook van toepassing is op een mismatch ontstaan tussen de belastingplichtige en een gelieerd natuurlijk persoon.
WBSO
In de overige fiscale maatregelen, als onderdeel van het pakket Belastingplan 2022, zijn een aantal wijzigingen opgenomen ten aanzien van de WBSO. Het demissionair kabinet stelt het volgende voor: in het geval een nieuwe aanvraag voor Speur- en Ontwikkelingswerk (S&O-verklaring) wordt ingediend, kan dit voor de eerstvolgende kalendermaand worden gedaan. Ook indien die volgende kalendermaand al in een eerdere S&O-verklaring is opgenomen, is dit mogelijk. De periodes van de afgegeven verklaringen kunnen elkaar dus overlappen. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2022 maandelijks een nieuwe S&O-aanvraag kan worden ingediend die de daaropvolgende kalendermaand start.
Een verdere vereenvoudiging wordt beoogd door voortaan de S&O-verklaringen op alle overige maanden in het kalenderjaar betrekking te laten hebben. Dit heeft twee voordelen te weten (i) het eenvoudiger invullen van de mededeling van de daadwerkelijk gerealiseerde uren alsmede dat (ii) bij het invullen van de mededeling geen onderscheid hoeft te worden gemaakt tussen de verschillende S&O-verklaringen, maar dat het verstrekken van een jaartotaal voldoende is. Hierdoor wordt het invullen van de mededeling vereenvoudigd voor de S&O-inhoudingsplichtige en wordt het controleren hiervan vereenvoudigd voor de RVO.
Overige take-aways
- Het kabinet heeft in de aanbiedingsbrief bij het pakket Belastingplan 2022 aangekondigd een wetsvoorstel te gaan indienen voor uitbreiding van het begrip ‘vaste inrichting’. Dit zal ervoor zorgen dat niet alleen renten en royalty’s onderworpen zijn aan bronbelasting, indien ze toerekenbaar zijn aan een in Nederland gelegen vaste inrichting, maar dat bijvoorbeeld ook bronbelasting wordt geheven over renten en royalty’s toerekenbaar aan (bijvoorbeeld) in Nederland gelegen onroerende zaken.
- Het wetsvoorstel voor de aanpassing van het fiscale kwalificatiebeleid rechtsvormen zou onderdeel uitmaken van het pakket Belastingplan 2022. Echter, door de vele reacties op de internetconsultatie in maart/april van dit jaar, wordt dit wetsvoorstel pas later dit jaar verwacht.
- Tevens bevat het pakket een voorstel om per 1 januari 2022 de steunpercentages van de Milieu-investeringsaftrek (‘MIA’) te verhogen van 13,5%, 27% en 36% naar respectievelijk 27%, 36% en 45%. Hiermee beoogt het kabinet via een extra investeringsaftrek de keuze van voorgenomen bedrijfsinvesteringen te beïnvloeden richting innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. Door de extra aftrekmogelijkheid die de MIA biedt wordt de fiscale winst verlaagd, waardoor uiteindelijk minder belasting verschuldigd is.
- Aanvullend op het Belastingplan 2022 is ook een wetsvoorstel Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel ingediend bij de Tweede Kamer. Het doel van dit wetsvoorstel is om verrekenprijsverschillen weg te nemen die ontstaan als gevolg van een verschillende toepassing van het zakelijkheidsbeginsel in internationale situaties. Doordat het zakelijkheidsbeginsel door landen verschillend (of niet) wordt toegepast kunnen in bepaalde internationale situaties verschillen (‘mismatches’) ontstaan. Dit wetsvoorstel beperkt (enkel) een neerwaartse aanpassing van de winst bij een belastingplichtige op grond van het zakelijkheidsbeginsel voor zover bij het andere lichaam dat bij de transactie betrokken is geen of een te lage corresponderende opwaartse aanpassing in de belastinggrondslag wordt betrokken. Op deze manier beoogt dit wetsvoorstel verrekenprijsverschillen te neutraliseren en situaties van dubbele niet-heffing te voorkomen. Situaties van dubbele heffing als gevolg van een verschillende toepassing van het zakelijkheidsbeginsel hebben geen betrekking op dit wetsvoorstel.
Ten slotte wordt opgemerkt dat in het Belastingplan 2022 geen verrassende fiscale maatregelen zijn opgenomen. De voorstellen zijn overwegend technisch van aard en betreffen doorgaans verbeteringen van bestaande fiscale wet- en regelgeving. Gelet op de demissionaire status van het kabinet is dit echter niet verrassend.
Disclaimer
De informatie in deze bijdrage is van algemene aard en heeft geen betrekking op de specifieke omstandigheden van een bepaald individu of een bepaalde entiteit. De informatie is daarom bedoeld voor algemene informatieve doeleinden en kan niet als advies worden beschouwd. Hoewel we ernaar streven om nauwkeurige en tijdige informatie te verstrekken en er veel zorg is besteed aan het samenstellen van deze bijdrage, kan er geen garantie worden gegeven dat dergelijke informatie correct is vanaf de datum waarop deze is ontvangen, of dat deze in de toekomst correct zal blijven. Niemand mag op basis van dergelijke informatie handelen zonder passend professioneel advies na een grondig onderzoek van de specifieke situatie. Wij aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van de informatie in deze publicatie.