De kennisgroep op zoek naar wetsherstel: partiële buitenlandse belastingplicht voor de 30%-werknemer

Op 17 oktober 2025 publiceerde de Belastingdienst het kennisgroepstandpunt KG:202:2025:21 over de toerekening van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen aan een partieel buitenlandse belastingplichtige.

Het standpunt beoogt duidelijkheid te scheppen over de toerekening van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen aan fiscale partners, waarbij op één van de partners de 30%-regeling van toepassing is en is gekozen voor partiële buitenlandse belastingplicht. De andere partner is binnenlands belastingplichtig. Partiële buitenlandse belastingplicht betekent kort gezegd, dat het box II en III inkomen niet in Nederland in de aangifte wordt betrokken. De binnenlands belastingplichtige partner zou door toerekening van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen aan de partieel buitenlands belastingplichtige box II en box III inkomen buiten de belastingheffing kunnen houden.

We merken op dat met ingang van 1 januari 2025 niet langer kan worden gekozen voor deze partiële buitenlandse belastingplicht. Door de overgangsregeling die tot en met 2026 geldt en de mogelijk grote financiële gevolgen voor betrokkenen, blijft dit kennisgroepstandpunt zeker de moeite waard om te bespreken.

Inhoud kennisgroepstandpunt

De kennisgroep bespreekt de situatie waarin een 30%-werknemer (A), gehuwd in algehele gemeenschap van goederen met B, kiest voor toepassing van de partiële buitenlandse belastingplicht.1 De vraag is hoe in dat geval de toerekening van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en de gezamenlijke rendementsgrondslag van box III moet plaatsvinden tussen de belastingplichtige (A) en zijn partner (B). In het door de kennisgroep gehanteerde voorbeeld behoort tot de algehele gemeenschap van goederen per 1 januari 2024 een inkomen uit aanmerkelijk belang in een buitenlandse vennootschap van € 100.000, een banktegoed van € 800.000 en vermogen van een kind van EUR 100.000.

Door de keuze voor behandeling als partieel buitenlandse belastingplichtige wordt A voor box II en III belast volgens de regels van hoofdstuk 7 Wet IB 2001, zijnde de buitenlandse belastingplicht. Dit houdt in het geschetste voorbeeld effectief in dat A niet wordt belast in box II of box III. Het gezamenlijke inkomen is in de gezamenlijke aangifte van A en B volledig aan A toegerekend.

Want to read the complete article?
Share this article on:

{author_name}

Lara connects ideas, people, and processes. She is clear and

Co Author(s):
{coauthor_names}

Please feel free to exchange ideas with us on your tax position and/or that of your company.

Contactform

Locations

Nijmegen

FiftyTwoDegrees Jonkerbosplein 52 6534AB Nijmegen The Netherlands

Amsterdam

Nieuwezijds Voorburgwal 162 1012 SJ Amsterdam The Netherlands

Research and Articles

We collect cookies to analyze our website traffic and performance; we never collect any personal data. Read terms