In deze blog wordt een inkijk gegeven in de volgende vijf fiscale thema’s:
- Volgt een toename van transfer pricing geschillen?
- Wat is de impact van COVID-19 op de innovatiebox?
- Hoe verloopt de samenhang van de NOW-regeling en transfer pricing?
- Zijn er mogelijkheden voor een belastingteruggaaf?
- Leidt thuiswerken tot een vaste inrichting?
Veel grote bedrijven centreren hun transfer pricing beleid rond een centrale hoofdonderneming en buitenlandse ondersteunende ondernemingen, zoals bijvoorbeeld contractfabrikanten en (routinematige) contractdistributeurs. Het hoofdkantoor dient daarbij als centrale onderneming die de belangrijkste risico’s draagt, de strategische beslissingen neemt en eigenaar is van de belangrijkste immateriële activa. De werkzaamheden van de routinematige contractfabrikanten en contractdistributeurs zijn meer bijkomstig of ondersteunend van aard. Zij dragen minder risico’s en gebruiken een beperkt volume aan (immateriële) activa. Normaliter genereren routinematige bedrijven kleine maar relatief stabiele winsten en heeft de hoofdonderneming recht op het resterende resultaat (verlies of winst). De verrekenprijsmethoden die hier het meest worden toegepast zijn de cost-plus-methode en transactional net margin-methode. De toe te passen verrekenprijzen worden gebaseerd op wat een derde voor de activiteiten bereid zou zijn te betalen, onderbouwd aan de hand van benchmarkanalyses van bruto of netto marges van vergelijkbare ondernemingen.
Een complicerende factor is dat benchmarkanalyses gebaseerd zijn op de resultaten van derde bedrijven in een pré-COVID-19 tijdperk. Deze informatie weerspiegelt niet of onvoldoende de nieuwe marktomstandigheden. Door te vertrouwen op dergelijke informatie bestaat de kans dat een hoofdkantoor haar dochterondernemingen in 2020 en mogelijk ook in 2021 overcompenseert. Dit transfer pricing-beleid zal naar verwachting kritisch worden beoordeeld door de Belastingdienst.
Het verantwoorden van een verlies (of een verminderd resultaat) kan echter ook tot discussies leiden met de belastingdienst van het land van de contractfabrikant en/of de contractdistributeur. Het is de vraag of de contractfabrikant en/of de contractdistributeur het risico als gevolg van COVID-19 beheerst en/of kan beheersen. Van belang hierbij is dat de belastinginkomsten van landen als gevolg van de COVID-19 pandemie gaan dalen en dat contractfabrikanten van Europese ondernemingen zich veelvuldig bevinden in Aziatische landen (India, China, Bangladesh, Indonesië e.d.). Deze landen zijn naar verhouding zwaarder getroffen door de COVID-19 pandemie gelet op de relatief grote omvang van de (zwaar getroffen) maakindustrie (consumentengoederen en elektronica). In zoverre verwachten wij bij aanpassing van het transfer pricing-beleid en het verantwoorden van een verlies (of verminderd resultaat) transfer pricing discussies.