Mogelijkheid voor doorlopende S&O-aanvragen
Om de systematiek van indienen en toekennen van een S&O-aanvraag te vereenvoudigen is vanaf 2022 toegestaan dat in het geval dat meer dan één S&O-verklaring wordt aangevraagd, de periodes waarop S&O-verklaringen zien elkaar kunnen overlappen. Ondernemingen kunnen vanaf 1 januari 2022 steeds een nieuwe S&O-aanvraag indienen die de eerstvolgende kalendermaand start. Dit geldt ook indien die kalendermaand reeds in een eerdere S&O-verklaring is opgenomen. Met andere woorden: S&O-aanvragen morgen elkaar overlappen. Wel geldt, net als nu het geval is, een maximum van vier aanvragen per kalenderjaar. Ondernemers kunnen derhalve beter inspelen op nieuwe S&O-projecten en eerder extra verwachte uren, kosten of uitgaven voor reeds toegekende S&O-projecten opvoeren. Met andere woorden, het wordt mogelijk om in te spelen op onverwachte gebeurtenissen met veel impact op de uitvoering van S&O-plannen.
Samenhangend is bepaald dat alle S&O-verklaringen voortaan betrekking hebben op alle resterende kalendermaanden van een kalenderjaar. Met deze wijziging wordt het invullen van de mededeling eenvoudiger. Met de mededeling geeft een S&O-inhoudingsplichtigen binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar de daadwerkelijk gerealiseerde S&O-uren, kosten en uitgaven door aan RVO. In de mededeling hoeft namelijk geen onderscheid meer gemaakt te worden tussen uren, kosten en uitgaven die betrekking hebben op de verschillende S&O-verklaringen. Een jaartotaal volstaat. Alle gemaakte uren, kosten en uitgaven kunnen daarbij in aanmerking worden genomen zolang deze het totaal van de aangevraagde uren, kosten en uitgaven dat in de verschillende S&O-verklaringen is toegekend, niet overschrijden. Daarbij blijft uiteraard wel gelden dat alleen uren, kosten en uitgaven in aanmerking mogen worden genomen die zijn gerealiseerd nadat deze zijn aangevraagd. Het moet immers om voorgenomen S&O-werk gaan. In dit verband verwijzen wij ook naar de reparatiewetgeving ten aanzien van kosten en uitgaven (zie het vervolg van deze blog).
Volledigheidshalve merken wij op dat de aanvraagsystematiek in de basis niet zal veranderen. Zo zal het vooraf beoordelen van aanvragen door RVO het uitgangspunt blijven en zullen bedrijven duidelijk moeten blijven beargumenteren welke werkzaamheden zij uitvoeren en welke technische knelpunten zij voornemens zijn op te lossen of voor welk verschijnsel zij een verklaring zoeken. Ook blijft het ongewijzigd dat een S&O-verklaring ten minste drie kalendermaanden beslaat. Dat betekent dat een S&O-aanvraag uiterlijk op 30 september van het betreffende jaar moet zijn ingediend. Wat betreft het aantal aanvragen per kalenderjaar blijft dit met vier aanvragen per jaar ongewijzigd.
Versoepeling/flexibiliteit verrekenen S&O-afdrachtvermindering
In combinatie met de vereenvoudiging van de aanvraagsystematiek is voor ondernemingen een belangrijke versoepeling gekomen in de verrekening van het toegekende bedrag aan S&O-afdrachtvermindering. Een S&O-inhoudingsplichtige ondernemer mag voor elk aangiftetijdvak waarop de S&O-verklaring betrekking heeft, een zelf te bepalen deel van het toegekende bedrag aan S&O-afdrachtvermindering in mindering brengen. Hierdoor kunnen bedrijven het WBSO-voordeel sneller verrekenen. De ondernemer kan hierdoor al eerder in het jaar profiteren van het financiële voordeel. Dit bedrag mag maximaal het totaal van de door hem in dat aangiftetijdvak verschuldigde loonheffing bevatten en (uiteraard) voor zover dit deel niet eerder in aanmerking is genomen in een eerder aangiftetijdvak.
Reparatie CBb uitspraak: kosten en uitgaven dienen opgenomen te worden in een S&O-aanvraag
Daarnaast is een voor RVO negatief vallende uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) gerepareerd (CBb, 13 oktober 2020, ECLI:NL:CBB:2020:704). RVO stelde dat naast het vereiste dat uit de administratie moet blijken dat de kosten en uitgaven (uitsluitend) dienstbaar en direct toerekenbaar zijn aan het goedgekeurde en verrichte S&O-werk, ook het vereiste wordt gesteld dat de kosten en uitgaven aangevraagd moesten zijn (in een S&O-aanvraag). In de WBSO-regeling was een dergelijk vereiste echter niet opgenomen. Dat een deel van de kosten en uitgaven niet in een S&O-aanvraag zijn opgenomen, betekent (vgl. de CBb uitspraak) nog niet dat deze kosten en uitgaven niet dienstbaar en toerekenbaar zijn aan het speur- en ontwikkelingswerk. Dit is nu wettelijk aangepast. Kosten en uitgaven komen slechts in aanmerking voor de WBSO-regeling indien deze voorafgaand zijn opgevoerd op S&O-aanvragen.
Wijzigingen van de percentages en drempelbedragen
In 2022 zullen de percentages van de 1e schijf worden verlaagd ten opzichte van de percentages die in 2021 golden. Het tarief van de 1e schijf zal van 40% (2021) worden verlaagd naar 32% (2022). Wat betreft het tarief van de 1e schijf voor starters vindt een overeenkomstige daling plaats van 50% (2021) naar 40% (2022). De grens van de eerste schijf S&O-(loon)kosten blijft gelijk op €350.000. Tevens blijft het tarief van de tweede schijf in 2022 gelijk aan die van 2021, op 16%.