- Duitsland, Spanje, Singapore en Israël (landen waar in het bilaterale belastingverdrag een vrijstellingsmethode is opgenomen): in totaal 58 dagen;
- België, Italië, Groot-Brittannië, Oostenrijk, Griekenland, Kroatië, Hongarije, Tsjechië, Servië, Turkije, Zwitserland, Mexico, Brazilië, Argentinië, Dominicaanse Republiek, Colombia, Chili, Japan, India, China, Canada en de Verenigde Arabische Emiraten (landen waar in het bilaterale belastingverdrag een verrekenmethode is opgenomen): in totaal 116 dagen; en
- Nederland: 80 dagen.
De optredens in de landen buiten de VS werden verricht vanuit een Nederlandse dochtermaatschappij van X BV. Deze vennootschap ontving de beloningen van de optredens. In casu had de Nederlandse vennootschap die de beloningen ontving een verrekeningsprobleem van bronbelasting dat zag op de landen waar in de belastingverdragen een verrekenmethode is opgenomen. De adviseur van de DJ beargumenteerde (onder andere) dat de arresten van de Hoge Raad van 9 februari 2007 (nrs. 40 465, 40 604 en 41 478), die gewezen waren voor de vrijstellingsmethode, van overeenkomstige toepassing waren voor de verrekenmethode. De Belastingdienst stelde dat dit niet mogelijk was. De niet-verrekenbare bronbelasting ziet immers op een vennootschap en kan juridisch niet worden doorgegeven aan een natuurlijk persoon.
Rechtbank Gelderland
Rechtbank Gelderland heeft de Belastingdienst in het gelijk gesteld en oordeelt dat de arresten waarnaar verwezen wordt geen toepassing vinden in de onderhavige casus. Hierbij is in aanmerking genomen dat de DJ en de dochtermaatschappij, welke de gages ontvangt, twee verschillende fiscale personen zijn. Belasting die ingehouden wordt bij de ene persoon kan niet verrekend worden bij de andere persoon. Bovendien bestond in de genoemde arresten een rechtstreeks verband tussen het arbeidsinkomen en de prestatie als artiest. In onderhavige casus ontvangt de dochtermaatschappij de zogenoemde gages voor de prestatie als artiest, terwijl de tegenprestatie voor het loon dat wordt ontvangen vanuit de holding onder meer ook ziet op sponsoractiviteiten, directievoering en het beheer van royalty’s. Illustratief is dat het salaris dat wordt ontvangen vanuit de holding een vast salaris betreft. Dit salaris fluctueert niet in overeenstemming met de ontvangen gages. In zoverre ontbreekt een rechtstreeks verband tussen het arbeidsinkomen en de prestatie als artiest. De dochtermaatschappij is degene die aanspraak kan maken op de verrekenmethode in plaats van de DJ.
Voorts heeft de DJ een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Klaarblijkelijk kon de bronbelasting in de arresten waarnaar verwezen wordt in de eerdere jaren wel verrekend worden met de inkomstenbelasting. Het betreffende akkoord met de Belastingdienst zag echter op het jaar 2014 en niet op het jaar 2015. De adviseur van de DJ heeft geen andere gronden aangedragen waaruit blijkt dat overeenkomstige situaties verschillend worden behandeld. Rechtbank Gelderland heeft dit argument afgewezen.
Takeaways
- Het belang van deze uitspraak voor vennootschappen met een verrekeningsprobleem is beperkt. In juridische zin is een natuurlijk persoon een andere belastingplichtige dan een vennootschap. Het materieel vereenzelvigen van een door een natuurlijk persoon ontvangen vergoeding met een door een B.V. ontvangen vergoeding en het op basis van deze grond alsnog verrekenen van buitenlandse bronbelasting valt echter niet uit te sluiten. Daarnaast kunnen wij ons voorstellen dat de betreffende DJ gaat overwegen om de gages, of althans een deel daarvan, in privé te verantwoorden.
- De verwerking van de door de DJ in de VS betaalde inkomstenbelasting (USD 490k) kunnen wij conceptueel niet volgen. Uit de uitspraak maken wij op dat de vergoedingen voor optredens in de VS ontvangen zijn door een in de VS transparante LLC. Dit sluit aan bij de dagelijkse praktijk en volgen wij. In de uitspraak van rechtbank Gelderland wordt aanvullend opgemerkt dat de LLC vanuit Nederlands perspectief als een rechtspersoon wordt aangemerkt. Dit oordeel is niet onlogisch gelet op het classificatiebesluit van 11 december 2009 (nr. CPP2009/519) en eerdere jurisprudentie zoals BNB 2006/288 en BNB 2012/12 omtrent de classificatie van LLCs.
- Gelet op het voorgaande wordt doorgaans een belang (van meer dan 5%) in een LLC behandeld als een box 2 bestanddeel in Nederland. Op basis van de uitspraak van rechtbank Gelderland kunnen wij niet opmaken of het inkomen uit de VS verantwoord is in box 2 en indien hiervan sprake is of daadwerkelijk dividenden of vervreemdingswinsten zijn ontvangen. Wat wel benoemd is in de uitspraak is dat de Amerikaanse inkomstenbelasting verrekend is met Nederlandse inkomstenbelasting. Conceptueel begrijpen wij dat dividendbelasting uit de VS verrekend kan worden met Nederlandse box 2 belasting ingeval van uitkering vanuit een LLC.
- Bedoelde verrekening van Amerikaanse inkomstenbelasting volgen wij echter niet. Wij krijgen de indruk dat (i) o.b.v. de afwezigheid van dividenden en (ii) de verrekening van de inkomstenbelasting uit de VS met Nederlands inkomen uit werk en woning, het inkomen uit de LLC als transparant verantwoord is in de Nederlandse aangiften IB. Aangezien dit geen onderwerp van het geschil was, is het de vraag of belastingplichtigen vertrouwen kunnen ontlenen aan dit oordeel. Daarnaast blijkt uit het beroep op het gelijkheidsbeginsel in eerdere jaren (zie hiervoor) dat op andere punten (vermoedelijk) een pragmatische insteek gekozen is. Mogelijk dat deze afspraak eveneens zag op de verrekening van Amerikaanse inkomstenbelasting.
- De adviseur van de DJ heeft na afloop van de bezwaartermijn (van zes weken) bezwaar aangetekend tegen de definitieve aanslag IB/PVV 2015. Aangezien de bezwaartermijn was verstreken, is het bezwaar aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering, welke bij beschikking door de inspecteur is afgewezen. Op grond van art. 9.6, derde lid, Wet IB01 beslist de inspecteur bij een voor bezwaar vatbare beschikking indien de belastingplichtige een verzoek tot ambtshalve vermindering heeft gedaan en dat verzoek geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen. Vanaf 1 januari 2010 geschiedt deze afwijzing door een voor bezwaar vatbare beschikking. Zoals in onderhavige casus blijkt, biedt dit mogelijkheden voor de belastingplichtige tot inhoudelijke behandeling in de beroepsfase (ondanks het feit dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk is verklaard door termijnoverschrijding).
Disclaimer
De informatie in dit nieuwsartikel is van algemene aard en heeft geen betrekking op de specifieke omstandigheden van een bepaald individu of een bepaalde entiteit. De informatie in dit blog is daarom bedoeld voor algemene informatieve doeleinden en kan niet als advies worden beschouwd. Hoewel we ernaar streven om nauwkeurige en tijdige informatie te verstrekken en er veel zorg is besteed aan het samenstellen van dit nieuwsartikel, kan er geen garantie worden gegeven dat dergelijke informatie correct is vanaf de datum waarop deze is ontvangen, of dat deze in de toekomst correct zal blijven. Niemand mag op basis van dergelijke informatie handelen zonder passend professioneel advies na een grondig onderzoek van de specifieke situatie. Wij aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van de informatie in deze publicatie.