S&O-verklaring niet altijd vereist voor toepassing innovatiebox

Per 1 januari 2017 is de wetgeving met betrekking tot de innovatiebox (‘innovatieboxregeling’) gewijzigd. Eén van de meest ingrijpende wijzigingen ziet op het centraal stellen van de S&O-verklaring voor de toepassing van de innovatiebox. Belastingplichtigen komen in beginsel niet meer in aanmerking voor de innovatiebox indien zij niet beschikken over een immaterieel activum dat is voortgevloeid uit werkzaamheden waarvoor aan hem een S&O-verklaring is afgegeven. Indien een belastingplichtige echter voldoet aan de voorwaarden van de overgangsbepaling (artikel 34d Wet op de Vennootschapsbelasting 1969) is een S&O-verklaring niet altijd vereist. Deze bepaling biedt ook na 2017 toepassingsmogelijkheden van de innovatiebox voor zelf ontwikkelde immateriële activa waarop wel een octrooi is gevestigd, maar waaraan geen S&O-verklaring ten grondslag ligt.


02 Sep. '18 1 min. Marnix Bekkenutte

Achtergrond

Vóór 2017 kwamen zelf ontwikkelde immateriële activa in aanmerking voor de innovatiebox indien daarover een octrooi was verleend (‘octrooi-activa’) óf indien dit activum was voortgevloeid uit werkzaamheden waarvoor aan de belastingplichtige een S&O-verklaring was afgegeven (‘S&O-activum’). Volgend op internationale druk komen met ingang van 1 januari 2017 echter enkel nog S&O-activa in aanmerking, waarbij grotere belastingplichtigen (gechargeerd: belastingplichtigen met een hogere groepsomzet dan €50 miljoen per jaar) nog een aanvullend octrooi of recht vergelijkbaar met een octrooi in bezit moeten hebben (kwekersrechten, bepaalde typen exclusieve licenties, gewasbeschermingscertificaten, programmatuur e.d.). In zekere zin is voor grotere belastingplichtigen eerder sprake van een IE-box (waarbij eveneens sprake moet zijn van S&O-verklaringen) in plaats van een innovatiebox.


Marnix Bekkenutte

Marnix is an associate and is currently studying at Tilburg University for a Masters degree in Tax Law

Marnix Bekkenutte