Inkomstenbelasting
Vak 1
Particulieren en IB ondernemers worden in 2023 met de volgende wijzigingen geconfronteerd:
- Het basistarief in box 1 wordt verlaagd van 37,07% naar 36,93%. Boven een inkomen van € 73.031 blijft het toptarief van 49,5% gelden.
- De maximale arbeidskorting wordt verhoogd. De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van het inkomen. Tot € 37.626 loopt de arbeidskorting op tot een maximum van € 5.025. Boven een inkomen van € 37.626 bouwt de arbeidskorting af.
- De middelingsregeling wordt afgeschaft.
- De fiscale oudedagsreserve (FOR) wordt uitgefaseerd; vanaf 2023 is er geen verdere opbouw meer mogelijk.
- De zelfstandigenaftrek wordt per 2023 versneld afgebouwd (van € 5.030 in 2023 tot € 900 in 2027). De startersaftrek wordt niet gewijzigd (€ 2.123).
Vak 2
In box 2 worden twee schijven geïntroduceerd. Momenteel wordt het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang belast tegen één tarief van 26,9%. In het belastingplan wordt voorgesteld om vanaf 2024 twee schijven te introduceren met een basistarief van 24,5% voor de eerste € 67.000 aan inkomsten (per belastingplichtige) en een tarief van 31% voor het meerdere.
Wet excessief lenen bij eigen vennootschap (afzonderlijk wetsvoorstel, geen onderdeel van het Belastingplan)
Beoogd wordt het 'bovenmatig lenen' van geld uit de eigen vennootschap te ontmoedigen. Door het geld te lenen kan de houder van een eigen (besloten) vennootschap namelijk het betalen van belasting langdurig uitstellen of in sommige gevallen afstellen. Het kabinet stelt een grens van € 700.000 voor. Over de leningen uit de eigen vennootschap die dat bedrag te boven gaan wordt voortaan inkomstenbelasting geheven. Onder voorwaarden geldt een uitzondering voor de bestaande en nieuwe leningen voor de eigen woning.
Vak 3
In het Belastingplan 2023 wordt voorgesteld om het huidige tarief in box 3 met 1% per jaar te verhogen (tot 34% in 2025). Het heffingsvrije vermogen wordt per 1 januari 2023 verhoogd van € 50.650 naar € 57.000 (voor fiscale partners van € 101.300 naar € 114.000).
Per 2026 komt een nieuw stelsel voor box 3, waarin het werkelijke rendement op vermogen wordt belast. Voor de tussenliggende jaren geldt de overbruggingswetgeving. Het Belastingplan 2023 introduceert twee box 3 wetsvoorstellen - Wet rechtsherstel box 3 (voor de jaren 2017 t/m 2022) en Overbruggingswet box 3 (voor de jaren 2023 t/m 2025). Hierna worden beide wetsvoorstellen kort besproken.
- Het box 3 rechtsherstel houdt in dat voor de jaren tot en met 2022 de nieuwe berekening op basis van de zogenoemde forfaitaire spaarvariant, vergeleken wordt met de berekening uit het oude stelsel (oorspronkelijke box 3-wetgeving). De forfaitaire spaarvariant gaat uit van drie vermogenscategorieën, te weten banktegoeden, schulden en overige bezittingen. De drie categorieën kennen elk een eigen forfait. De berekening die het gunstigst is voor de belastingplichtige wordt toegepast. Belastingplichtigen die met de oude berekening meer belasting hadden betaald dan met de nieuwe berekening, krijgen dat deel terug. Belastingplichtigen voor wie de oude berekening gunstiger is, hoeven tot en met 2022 niet bij te betalen. Hierdoor komt het rechtsherstel erop neer dat men uitgaat van de werkelijke verdeling van spaargeld, beleggingen en schulden en dichter wordt aangesloten op het werkelijke rendement daarop (i.p.v. een fictieve verdeling). Het doel is om zo goed mogelijk aan te sluiten bij het werkelijk behaalde rendement van de belastingplichtige.
- De overbruggingswetgeving, die zal gelden in 2023, 2024 en 2025, past de nieuwe berekening voor iedereen direct toe in de belastingaangifte. De oorspronkelijke box 3-wetgeving mag niet meer worden toegepast als dat gunstiger is. De overbruggingswetgeving lijkt op de regeling rechtsherstel maar kent enkele afwijkingen. Zo wordt contant geld bijvoorbeeld in de overbruggingsregeling aangemerkt als banktegoed. Soms moeten mensen meer belasting betalen dan onder het oude stelsel het geval was. Het gaat dan vooral om belastingplichtige waarvan een groot gedeelte van het vermogen bestaat uit beleggingen, niet om belastingplichtigen met een groot gedeelte van het vermogen aan spaargeld.
Vennootschapsbelasting, loonbelasting en de overdrachtsbelasting
Hieronder worden de belangrijkste wetswijzigingen in de Wet op de Vennootschapsbelasting, Wet op de Loonbelasting, de Wet op Belastingen van Rechtsverkeer en de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap toegelicht. Tenzij anders vermeld, treden de wijzigingen per 1 januari 2023 in werking.
Beperken tariefsvoordeel Vpb en (beperkte) toename belang innovatiebox
In het belastingplan wordt voorgesteld om de schijfgrens in de vennootschapsbelasting (Vpb) te verlagen van € 395.000 naar € 200.000. Hierdoor betalen bedrijven met ingang van 1 januari 2023 het hoge Vpb-tarief van 25,8% vanaf een belastbaar bedrag van meer dan € 200.000. Het tarief voor een belastbaar bedrag tot en met € 200.000 wordt verhoogd van 15% naar 19%. Het belastingplan 2023 bevat geen wijziging van het heffingstarief op resultaten in de innovatiebox. Dit tarief blijft 9%. In zoverre is het verschil in heffing tussen innovatieve en niet-innovatieve winsten toegenomen.
Beëindiging doelmatigheidsmarge: gebruikelijk loon zal in veel gevallen toenemen
Bij het bepalen van het gebruikelijk loon wordt in de praktijk vaak uitgegaan van het loon dat de meest verdienende werknemer ontvangt (als zijn een vergelijkbare/passende vergoeding). In de praktijk is het veelal ingewikkeld om het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking vast te stellen. Als gevolg hiervan mochten belastingplichtigen het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking met 25% verlagen (de doelmatigheidsmarge). Deze toezegging vervalt. Het gebruikelijk loon zal in veel gevallen toenemen. Indirect kan deze verhoging ook gevolgen hebben voor in rekening gebrachte managementvergoedingen.
Innovatieve start-ups: beëindiging laag gebruikelijk loon
Innovatieve startups hadden de mogelijkheid om de hoogte van hun gebruikelijk loon vast te stellen op het wettelijk minimumloon. Zij konden deze mogelijkheid maximaal drie jaar toepassen, waarna de normale regels voor de bepaling van het gebruikelijke loon weer golden. In het belastingplan wordt voorgesteld om deze mogelijkheid per 1 januari 2023 te laten vervallen. Er geldt overgangsrecht voor innovatieve start-ups die deze regeling al hebben toegepast.
Beperken 30%-regeling
De 30%-regeling voor ingekomen werknemers wordt per 1 januari 2024 beperkt tot de Balkenende-norm (2022: EUR 216.000). Door hierbij aan te sluiten mag binnen de 30%-regeling maximaal € 64.800 (30% van € 216.000) onbelast worden vergoed. De voorgestelde maatregel houdt in dat de onbelaste vergoeding binnen de 30%-regeling jaarlijks wordt gemaximeerd op 30% van het bedrag van de WNT-norm. Beoogd is dat de aftoppingsmaatregel per 1 januari 2024 in werking treedt. Voor huidige 30%-regelingen gaat de aftoppingsmaatregel in per 1 januari 2026 (voorwaarde is dat de werknemer in het laatste tijdvak van 2022 de 30%-regeling geniet). Daarnaast wordt voorgesteld dat per kalenderjaar een keuze dient te worden gemaakt voor het vergoeden van extraterritoriale kosten op declaratiebasis dan wel op basis van de 30%-regeling.
Overdrachtsbelasting: verhoging algemeen tarief naar 10,4%
Voorgesteld wordt het algemene tarief van de overdrachtsbelasting van 8% te verghogen naar 10,4%. De verkrijging van een woning door degene die in de woning als hoofdverblijf gaat gebruiken, blijft belast tegen 2% (dan wel 0% indien de startersvrijstelling van toepassing is).
EIA en MIA: verhoging budget
De EIA en MIA zijn fiscale investeringsfaciliteiten in de inkomsten- en vennootschapsbelasting voor kwalificerende investeringen in energie-efficiënte en milieuvriendelijke technologieën. De budgetten worden verhoogd met EUR 100 miljoen (EIA) en EUR 50 miljoen (MIA). Op dit moment worden de EIA en de MIA geëvalueerd. Deze evaluaties zullen in 2023 afgerond zijn.
Disclaimer
De informatie in deze bijdrage is van algemene aard en heeft geen betrekking op de specifieke omstandigheden van een bepaald individu of een bepaalde entiteit. De informatie is daarom bedoeld voor algemene informatieve doeleinden en kan niet als advies worden beschouwd. Hoewel we ernaar streven om nauwkeurige en tijdige informatie te verstrekken en er veel zorg is besteed aan het samenstellen van deze bijdrage, kan er geen garantie worden gegeven dat dergelijke informatie correct is vanaf de datum waarop deze is ontvangen, of dat deze in de toekomst correct zal blijven. Niemand mag op basis van dergelijke informatie handelen zonder passend professioneel advies na een grondig onderzoek van de specifieke situatie. Wij aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van de informatie in deze publicatie.