Impact BEPS actie 7
In het discussieontwerp wordt de toerekening van winsten aan een afhankelijke vaste inrichting geïllustreerd aan de hand van vier voorbeelden die allemaal een feitelijk patroon betreffen waarbij een niet-ingezeten onderneming, handelend als principaal, een gelieerde onderneming in dienst neemt die in het gastland is gevestigd of een werknemer naar het gastland stuurt om activiteiten uit te voeren die aanleiding geven tot een afhankelijke vaste inrichting in de zin van artikel 5, lid 5, van het OESO-modelbelastingverdrag. Een afhankelijke vaste inrichting wordt dus gecreëerd door de activiteiten van een verbonden onderneming of anderszins door een werknemer van de niet-ingezeten onderneming. De belangrijkste vraag bij de beoordeling van het bestaan van een afhankelijke vaste inrichting is of de afhankelijke agent al dan niet belangrijke menselijke functies uitvoert namens de niet-ingezeten onderneming.
De BEPS Focus Group on the Artificial Avoidance of PE Status wil juridische structuren aanpakken die niet in lijn zijn met de economische realiteit. In jurisprudentie gepubliceerd in 2010 en 2011 (de zaken Zimmer en Dell), bevestigden lokale rechtbanken in Frankrijk en Noorwegen dat commissieregelingen moeten worden uitgesloten van de veronderstelde PE in artikel 5(5) OESO MTC. Als gevolg van internationale druk werden deze regelingen echter gecategoriseerd als kunstmatig en algemeen beschouwd als regelingen die vooral werden opgezet om de belastinggrondslag uit te hollen van de staat waar de verkopen plaatsvinden. Dit heeft uiteindelijk geleid tot BEPS-actie 7 en de voorgestelde wijzigingen in het OESO-modelbelastingverdrag.