Italiaans Hooggerechtshof geeft richtlijnen over voorwaarden voor uiteindelijke begunstiging voor zuivere holdings

Prévost, Velcro en Cadbury Schweppes worden gezien als mijlpaalzaken in de context van beneficial ownership. Een recente beslissing van het Italiaanse Hooggerechtshof, waarin het verduidelijkt dat de voorwaarden voor economische eigendom voor holdingvennootschappen niet moeten worden getoetst op basis van een significante organisatorische aanwezigheid, kan worden toegevoegd aan deze lijst van "mijlpaalzaken inzake economische eigendom". Het Italiaanse Hooggerechtshof corrigeert een verkeerde interpretatie van de begrippen uiteindelijke begunstigde en plaats van werkelijke leiding, rekening houdend met de aard van de activiteiten die worden uitgevoerd door een zuivere holding. Vervolgens benadrukt het Italiaanse Hooggerechtshof dat het loutere gebrek aan operationele substantie van holdings (op zich) geen indicator mag zijn voor de afwezigheid van economische eigendom.

Gezien de overlap tussen de verschillende bepalingen over verdragsmisbruik en uiteindelijke gerechtigdheid, wordt de feitelijke substantie van bedrijven steeds belangrijker, vooral in het geval van holdings die een beperkte substantie hebben vanwege de aard van hun activiteiten. Het Italiaanse geval kan internationale groepen met holdings die geen zakelijke activiteiten of investeringen hebben, geen bedrijfspanden, geen personeel en geen aandelen bezitten buiten deelname in de gecontroleerde dochteronderneming, een argument verschaffen in discussies met belastingdiensten over uiteindelijke gerechtigdheid. In dit document hebben we een aantal bijkomende overwegingen voor internationale groepen geïdentificeerd en verduidelijkt.

Enkele historische opmerkingen

Oorspronkelijk werd in het OESO-modelbelastingverdrag van 1977 het begrip uiteindelijke gerechtigdheid geïntroduceerd als een antimisbruikbepaling. In recente versies van het OESO-modelbelastingverdrag en het bijbehorende commentaar heeft de OESO het begrip uiteindelijke gerechtigdheid voor belastingverdragsdoeleinden verder uitgewerkt (artikel 10 OESO-modelbelastingverdrag en bijbehorend OESO-commentaar). De ontvanger van een inkomstenbron wordt beschouwd als de uiteindelijk gerechtigde op basis van de macht om alle bedragen te gebruiken en ervan te genieten, niet beperkt door een contractuele of wettelijke verplichting om de betalingen aan een andere persoon door te geven. In de dagelijkse praktijk zien we vaak een of een combinatie van argumenten die worden aangevoerd in Prévost, Velcro, Indofood en de zaken Cadbury Schweppes (C-196/04), Weald Leasing (C-103/09), RBS Deutschland (C-277/09), Part Services (C-425/06) en SICES (C-155/13) van het Europees Hof van Justitie ("HvJ").

Wil je het volledige artikel lezen?
Deel dit artikel op:

Patrick T.F. Schrievers

Patrick T.F. Schrievers is fiscaal jurist en lid van de

Medeauteur(s):

Gerelateerde berichten

Voel je vrij om met ons van gedachten te wisselen over jouw belastingpositie en/of die van je bedrijf.

Contactformulier

Locaties

Nijmegen

FiftyTwoDegrees Jonkerbosplein 52 6534AB Nijmegen Nederland

Amsterdam

Nieuwezijds Voorburgwal 162 1012 SJ Amsterdam Nederland

Onderzoek en artikelen

We verzamelen cookies om het verkeer en de prestaties van onze website te analyseren; we verzamelen nooit persoonlijke gegevens. Voorwaarden lezen