Voor een overzicht van de zaak zelf wordt verwezen naar deze blog.
De belangrijkste kwestie in Medingo betrof de kwalificatie van de transactie/overeenkomsten als een veronderstelde overdracht van functies, activa en risico's ("FAR"). De zaak bouwt voort op twee eerdere rechtszaken waarin de Israëlische Belastingdienst (de "ITA") overnames van Israëlische technologiebedrijven (Gteko en Broadcom) onder de loep nam, waarbij na de overnames de FAR overging. Een veronderstelde overdracht van FAR, zoals gebruikt door de ITA, is of lijkt te zijn gebaseerd op hoofdstuk IX van de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen ("OESO TPGL"). Dit hoofdstuk bevat richtlijnen voor de verrekenprijsgevolgen van bedrijfsreorganisaties. Voor het doel van deze bijdrage verwijzen we naar de "overdracht van een onderneming als going concern" ("TOGC").
De standpunten van de ITA in Medingo staan niet op zichzelf. Het TOGC-concept is door de ITA gebruikt in ten minste twee (enigszins) vergelijkbare zaken, Gteko (2017) en Broadcom (2019). Gteko werd overgenomen door Microsoft. Kort daarna werden haar activiteiten overgedragen aan Microsoft, waarbij de werknemers van Gteko verhuisden naar de dochteronderneming van Microsoft in Israël. Het Hof legde de nadruk op de inhoud van de vorm (met betrekking tot de overeenkomst/transacties). De overdracht van werknemers en intellectuele eigendom na de overname werd gekarakteriseerd als een TOGC. De ITA won.