Hof laat licht schijnen op bewijslastverdeling in verrekenprijsdiscussie

Onlangs heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gepubliceerd 25 januari 2019, nr. 17/00443.) een uitspraak gepubliceerd op het grensvlak van verrekenprijzen en formeel belastingrecht. Centraal stond namelijk de waardering van een contract/verkooprecht omtrent LED-verlichting en de vraag in hoeverre de Belastingdienst een reeds afgehandelde belastingaangifte nog kan wijzigen. De uitspraak maakt duidelijk dat eindheffingen een belangrijke rol kunnen spelen bij structuurwijzigingen, zoals overdrachten van contracten of bedrijfsonderdelen, of de conversie van een vaste inrichting naar een vennootschap. Ook geeft de uitspraak een inkijk in de positie van de Belastingdienst als het gaat om het wijzigen van een reeds afgehandelde belastingaangifte.


16 May. '19 5 min. Gert-Jan Hop

Feiten & geschil

Belanghebbende is een Nederlandse onderneming die lichtbakken produceert. Op 1 november 2006 sluit een van de vennootschappen in de structuur een contract met een Chinese leverancier van LED-verlichting om exclusief in Nederland en Belgie LED-verlichting te mogen verkopen. De betreffende BV in de structuur draagt hierbij de exclusieve verkooprechten over aan een concernvennootschap voor een waarde van nihil. De mondelinge overeenkomst van 1 november 2006 wordt op 31 maart 2010 schriftelijk vastgelegd.

Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting op over de jaren 2007-2011, en een naheffingsaanslag voor de omzetbelasting over de jaren 2010-2011. Hierbij corrigeert de inspecteur de waarde van het overgedragen contract naar € 419.000.

Dit bedrag is gebaseerd op de stelling dat de vastgestelde waarde in het economisch verkeer van de overgedragen rechten zich in de range van € 194.000 tot € 644.000 bevond. Hiertoe is de waarde van het contract vastgesteld in het midden van deze range, op € 419.000. Interessant is dat in het boekenonderzoek is aangegeven dat de prijsbepaling sterk afhankelijk is van de waarde die marktpartijen aan deze specifieke rechten toekennen, waardoor de waarderingsgroep slechts een brede range kan aangeven waarbinnen een zakelijk prijs tot stand kan komen.

De Rechtbank Gelderland heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het aannemelijk is dat het contract pas op 31 maart 2010 tot stand is gekomen, met als gevolg dat er correcties zijn doorgevoerd in de aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2007 tot en met 2011. Deze correcties zien op de omzet en inkoopwaarde van led-verlichting, opslag- en handlingsfee, agentschapkosten, loonkosten en overige kosten. Gelet op de forse omvang van de correcties oordeelt de rechtbank dat de belastingplichtige de vereiste aangifte niet heeft gedaan over de desbetreffende jaren.

Hiertoe heeft de belastingplichtige hoger beroep aangetekend (de inspecteur heeft eveneens incidenteel hoger beroep aangetekend vanwege de partiële gegrondverklaring van de Rechtbank). Bij het Gerechtshof is in geschil of de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 2010 terecht en tot het juiste bedrag is vastgesteld. Hierbij gaat het niet alleen om de waardering van het contract met de Chinese leverancier, maar ook of de bewijslast omgekeerd en verzwaard moet worden, en of de waarde van het contract gebaseerd is op een “redelijke schatting” van de Belastingdienst.

Beslissing Gerechtshof

Het formele belastingrecht dicteert dat de vereiste aangifte niet is gedaan als de gebreken in de aangifte ertoe leiden dat de aangegeven verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Daarbij moet de belastingplichtige zich hiervan bewust zijn. Als de Belastingdienst in staat is om dit aan te tonen, volgt omkering en verzwaring van de bewijslast. Consequentie van het niet doen van de vereiste aangifte is dat de Belastingdienst een afwijkende aanslag kan opleggen. De belastingplichtige komt dan in een nadelige bewijspositie, aangezien dan zal moeten worden onderbouwd dat de aanslag onjuist is. Dit blijkt in de praktijk lastig. In deze casus oordeelt het Gerechtshof dat de Belastingdienst voldoende heeft aangetoond dat de vereiste aangifte niet is gedaan (waardoor omkering en verzwaring van de bewijslast plaatsvindt).

Dit laat onverlet dat de schatting van het belastbare bedrag door de Belastingdienst redelijk moet zijn. Het Gerechtshof oordeelt dat hieraan niet is voldaan, omdat de Belastingdienst bij zijn schatting verkeerde uitgangspunten heeft gehanteerd. Uit een nadere bestudering van de feiten blijkt namelijk dat de belastingplichtige geen exclusiviteit heeft gekregen van de Chinese leverancier, en dat beide partijen vanaf 2010 helemaal niet meer met elkaar handelden. Met deze feiten, die van grote invloed zijn op de waardering, had de Belastingdienst geen rekening gehouden.

Interessant is dat de Belastingdienst als laatste strohalm een beroep doet op interne compensatie, oftewel het wijzigen van diverse elementen van de belastingaanslag zonder dat het verschuldigde belastingbedrag stijgt. Hierbij beargumenteert de Belastingdienst dat, als het contract een waarde heeft van nihil, de overeenkomst van 31 maart 2010 realiteitszin mist en als gevolg daarvan dienen verschillende daarop gebaseerde kostenposten te worden gecorrigeerd. Dit beroep slaagt niet. Het Gerechtshof lijkt hierbij uit te gaan van de geloofwaardigheid van de belastingplichtige en de (zij het gebrekkige) documentatie van de belastingplichtige.

Takeaways

Vorig jaar hebben wij een blog geschreven over een Rechtbank-uitspraak (“zink casus”) over de positie van de Belastingdienst bij het aanbrengen van verrekenprijscorrecties. Die zaak, waarvan hoger beroep nog loopt, bevestigt dat de Belastingdienst een relatief zware bewijslast heeft als de belastingplichtige documentatie heeft die aansluit op de werkelijkheid en gestoeld is op de nationale en internationale transfer pricing-beginselen. Uit deze zaak blijkt dat zowel de documentatie als boekhoudkundige verwerking (met name welke vennootschap inkoopt bij de Chinese leverancier) slordig is. Dat maakt het voor de Belastingdienst over het algemeen eenvoudiger om correcties aan te brengen en om de bewijslast voor de belastingplichtige te verzwaren/om te keren.

Net als in de zink casus, lijkt het ook in deze zaak dat de materiële werkelijkheid beslissend is. Inherent aan discussies met de Belastingdienst is uiteraard wel dat de feiten en omstandigheden ook bewezen moeten worden, en dat is een stuk eenvoudiger als de documentatie op orde is. Ook op het oog onschuldige herstructureringen moeten geanalyseerd worden en bij een overgang van bedrijfsonderdelen of contracten verdient het aanbeveling om de waardering ervan te onderbouwen.

Met de toenemende transparantie (zoals documentatieverplichtingen en informatie-uitwisselingen) zal het voor de Belastingdienst eenvoudiger worden om inzicht te krijgen in de groepsstructuur en mogelijke veranderingen daarin. Op basis daarvan verwachten wij dat het aantal transfer pricing-discussies alleen maar zal toenemen en raden wij bedrijven aan om, mede om eventuele boekenonderzoeken efficiënt te kunnen afhandelen, de transfer pricing-documentatie geregeld tegen het licht te houden.

Disclaimer

De informatie in dit blog is van algemene aard en heeft geen betrekking op de specifieke omstandigheden van een bepaald individu of een bepaalde entiteit. De informatie in dit blog is daarom bedoeld voor algemene informatieve doeleinden en kan niet als advies worden beschouwd. Hoewel we ernaar streven om nauwkeurige en tijdige informatie te verstrekken en er veel zorg is besteed aan het samenstellen van dit blog, kan er geen garantie worden gegeven dat dergelijke informatie correct is vanaf de datum waarop deze is ontvangen, of dat deze in de toekomst correct zal blijven. Niemand mag op basis van dergelijke informatie handelen zonder passend professioneel advies na een grondig onderzoek van de specifieke situatie. Wij aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van de informatie in deze publicatie.


Gert-Jan Hop

Gert-Jan Hop is a tax lawyer with over twelve years of experience gained in the field of tax advise for larger multinational companies and high net worth individuals.

Meer over Gert-Jan Hop

Terug