Op grond van art. 17(3)b Wet op de vennootschapsbelasting wordt een buitenlandse vennootschap die een aanmerkelijk belang (d.w.z. een belang van ten minste 5%) in een Nederlandse vennootschap houdt, belast als een niet-ingezeten belastingplichtige, met betrekking tot inkomsten uit een dergelijk belang, indien de belastingplichtige het aanmerkelijk belang houdt met als hoofddoel het ontgaan van inkomstenbelasting of dividendbelasting. Hof Den Haag besloot dat deze bepaling in dit geval van toepassing was, omdat (i) er dividendbelasting verschuldigd zou zijn geweest als een Nederlandse vennootschap rechtstreeks dividend aan de natuurlijke persoon had uitgekeerd (d.w.z. zonder Luxemburg ertussen) en (ii) de structuur als "volstrekt kunstmatig" werd beschouwd. Bovendien besloot de Rechtbank Den Haag dat het aanmerkelijk belang geen deel uitmaakte van de actieve onderneming van de natuurlijke persoon. Op basis daarvan werd een dividendbelasting van 2,5% van toepassing geacht.
Deze zaak, een van de eerste waarin art. 17(3)b Wet op de vennootschapsbelasting, illustreert de mechanismen rond dit gebied van de Nederlandse belastingbepalingen voor niet-woningen, die twee/drie jaar geleden zijn geïntroduceerd. Wij hebben begrepen dat de Nederlandse belastingdienst deze zaak actief gebruikt om soortgelijke situaties te onderzoeken.